De Ridders van de Ronde

  • Verhaal
op stap met de Ronde

Wie voor het eerst het Viro-domein Ter Dreve oprijdt, springt de kleurenpracht van de vele bomen meteen in het oog. De kruinen stralen rust en ontspanning uit. Dat gevoel versterkt het eerste gebouw dat doorheen de bomen piept, in precies dezelfde kleuren als herfstbladeren op de grond: rood, oranje en geel.

In die kleurrijke villa vind je een woongroep die De Ronde heet. Het is er rustig, hoewel begeleidster Lenie en stagiair Loïc twaalf cliënten onder hun hoede hebben: elf ridders en één prinses. Johan snijdt er groenten voor de soep. Hij is geen grote babbelaar, maar is heel goed in twee emoties uiten: blijdschap en trots. Het is duidelijk dat hij dol is op groenten snijden én op zijn begeleiders, want hij blijft de hele voormiddag fier naar de soepgroenten wijzen. Opvallend: Loïc en Lenie reageren na de twintigste keer even enthousiast als de eerste keer.

Aan het raam zit Pascal te wachten op zijn broer die hem komt halen. Hij vertelt graag over zijn hele familie, maar er springt één persoon bovenuit die hij bewondert. Hetzelfde familielid over wie verschillende andere cliënten vaak praten: de papa’s. Papa’s blijven duidelijk helden, ook al zijn hun kinderen al in de zestig. Pascal vertelt hoe zijn papa’s duif ooit wereldkampioen werd door als snelste van Barcelona naar België te vliegen. En dat hij het liefst van al een Brugse Zot gaat drinken met zijn broer op café. Niet veel later komt diezelfde broer toe en springt Pascal een gat in de lucht.

Hoewel hij al een half uur op hete kolen zat en de woongroep graag wou gaan wandelen, geeft Lenie niet snel-snel Pascals spullen mee. Neen, ze vraagt de broer binnen, biedt hem koffie aan en beschrijft Pascals week. Pascal zelf, die ondertussen al zijn jas, schoenen en muts aan heeft, zet zich rustig naast zijn broer en slaat een arm rond zijn schouder. Twee anderen komen erbij zitten: de ene voor de gezelligheid, de ander om wat foto’s te tonen. Een betekenisvol moment voor iedereen aan tafel. Er is tijd. Er moet niet per se gewandeld worden, er wordt zorg gedragen. Niet alleen voor de cliënten, maar ook voor hun familie. Pascal straalt en zijn broer is dankbaar.

Deze hele woongroep functioneert zo organisch dat het mits wat verbeelding een groot gezin zou kunnen zijn. Iedereen mag gewoon zichzelf zijn. Senne legt rustig maar vastberaden vele kilometers af in de woonkamer, zorgvuldig uitwijkend voor Stef die met zijn knuffel tegen zijn wang heen en weer wiegt. De liefde van Herman voor zijn gesneden boterhammetjes is bijna tastbaar. Hugo loopt rond met een zelfgemaakte kroon en aait in het passeren over Wouts hoofd. Als Lenie even later Hugo’s haar wil knippen, krijgen ze allebei de slappe lach door Hugo’s schitterende imitatie van de tondeuse. Jan helpt besparen op de elektriciteitsrekening door consequent alle lichten uit te doen, ook als iedereen daardoor in het donker zit. Pol zet zich midden in de woonkamer op een stoel, ostentatief wachtend tot hij wordt opgehaald. Zijn twee dozen tellende cd-collectie gaat mee op weekend. Iedere keer dat Lenie passeert, veert hij recht om haar een knuffel te geven.

Terwijl iedereen zijn ding doet, komt Stijn zich voorstellen. Hij vertelt zijn naam, leeftijd én lievelingskleur. Niet zomaar een kleur, want niemand beschrijft zo boeiend een kleur. Stijn omschrijft het als de kleur van slagroom. En ook van bloemsuiker. En van de blaadjes van een madelief en van ganzen en mayonaise. En ook van de binnenkant van schelpen. Maar zijn laatste zin is zo mooi dat je die nooit wil vergeten. Stijns lievelingskleur is lichtwit, zoals koude geraspte knolseldersalade.

Het is zonneklaar: deze Ridders van de Ronde trekken er misschien niet op uit om draken te verslaan, maar ze stelen wel het hart van iedereen die hun kasteel betreedt.